
Nog nooit heeft Nederland zich geplaatst voor een WK rugby, maar zondag kan het gebeuren. ‘Alles moet kloppen’
Voor het eerst in de geschiedenis maakt het Nederlands rugbyteam serieus kans op WK-deelname. De eerste wedstrijd, zondag uit tegen Spanje, kan meteen beslissend zijn.
BRON: Volkskrant, Auteur: Maarten Albers
Op 14 november 1998 speelt het Nederlands rugbyteam in het plaatsje Huddersfield, in hartje Yorkshire, zijn eerste – en tot nu toe enige – interland tegen grootmacht Engeland. De Nederlanders hebben zich weten te plaatsen voor een kwalificatietoernooi voor het WK een jaar later in Wales. Voorafgaand aan de wedstrijd schrijft de Engelse sportpers smalend over de tegenstander van de overkant van de Noordzee. De Nederlandse amateurs zouden niet alleen kansloos zijn, ze zouden ook nog eens hun eigen welzijn in de waagschaal stellen tegen de veel sterkere, zwaardere en professionelere Engelsen.
Kansloos zijn de Nederlanders inderdaad. 110-0 is de eindstand, vanaf het honderdste punt slaat het scorebord op tilt. Maar fysiek brengen de Nederlanders het er redelijk vanaf. Alleen aanvoerder Mats Marcker komt er achteraf achter dat hij een deel van de wedstrijd met een gebroken hand heeft gespeeld. Vier dagen later verliezen de Nederlanders ook van Italië en Zuid-Korea, en is de WK-droom definitief ten einde.

Herkansing
Vanaf dit weekeinde gaat een nieuwe generatie rugbyers in de herkansing. Voor het eerst sinds 1998 maken de Nederlandse rugbymannen weer serieus kans op plaatsing voor het WK. Dat is deels te danken aan de uitbreiding van het deelnemersveld van 20 naar 24 landen. Nog belangrijker is de ontwikkeling die rugby in Nederland de afgelopen jaren heeft doorgemaakt.
In december 2014 was de Nederlandse rugbybond nog technisch failliet. Alle leden moesten bijdragen om een schuld van 1,2 miljoen euro af te lossen. Het fundament voor toekomstig succes werd echter in die jaren gelegd, in de vorm van zes rugby-academy’s verspreid door het land, waar spelers vier keer per week trainen. In 2014 werd ook een Nationaal Trainingscentrum opgericht, waar de bond de meest getalenteerde jonge spelers samenbracht in Amsterdam om ze klaar te stomen voor het hoogste niveau.
‘Als je kijkt waar we tien jaar geleden stonden, en waar we nu staan, is het verschil dag en nacht’, zegt Gareth Gilbert. De Zuid-Afrikaan was jarenlang technisch directeur van de rugbybond en is tegenwoordig verantwoordelijk voor de ‘pathway’ die van talenten toprugbyers moet maken. ‘De pathway heeft ons in staat gesteld talentvolle spelers te identificeren en ontwikkelen, en ze meer wedstrijden op hoog niveau te laten spelen’, zegt Gilbert. ‘Sommige jongens die nu in Oranje spelen, ken ik al sinds ze 10 jaar oud zijn.’


Vikas Meijer is een van hen. De 21-jarige fly-half (spelverdeler) van oranje begon op zijn 5de met rugbyen en meldde zich op zijn 12de direct aan voor de lokale academy. Niet per se omdat hij toen al profambities had. ‘Ik vond het vooral gaaf om op hoog niveau te rugbyen, en veel vrienden gingen ook naar de academy.’ Meijer kwam in nationale jeugdselecties terecht, waarna een serieuze rugbycarrière steeds meer begon te trekken.
Tegenwoordig speelt hij voor het universiteitsteam van Cardiff, net onder profniveau. Een flinke stap boven de Nederlandse Ereklasse, merkt hij. ‘Als ik hier de bal krijg, heb ik een halve seconde meer om na te denken. In Wales moet je eigenlijk al een keuze hebben gemaakt voordat je de bal krijgt.’
De juiste mindset
Meijer is niet de enige die naar het buitenland is vertrokken om op hoog niveau te rugbyen. Zo’n 60 procent van de spelersgroep is tegenwoordig professional, schat assistent-bondscoach Allard Jonkers. De meesten op lagere niveaus in Frankrijk, Engeland of Ierland. ‘Hopelijk hebben we binnenkort ook onze eerste spelers op het hoogste niveau.’ De profs helpen het hele team vooruit, merkt Jonkers. Niet alleen qua spelniveau. ‘Ze snappen welke mindset je nodig hebt om op het hoogste niveau te spelen.’
Een van die professionals is aanvoerder Koen Bloemen. In de jeugd reisde hij nog dagelijks anderhalf uur heen en weer tussen woonplaats Meppel en de academy in Hilversum. Bij een toernooi met Nederland onder 18 werd hij gescout door Montpellier. ‘De aankomst daar was wel echt een eyeopener. Ik was in de Nederlandse jeugd landskampioen geworden. Met Montpellier speelde ik in de onder 23-categorie ineens tegen jongens uit Frankrijk onder 20. Dat is echt een heel ander niveau.’


Strijden om plek twee
De uitwedstrijd tegen Spanje zondag is cruciaal. In een poule met verder topland Georgië en promovendus Zwitserland zullen Nederland en Spanje vermoedelijk strijden om plek twee, die directe plaatsing biedt voor het WK. Delft Nederland het onderspit, dan wacht een veel langere en lastigere route naar het toernooi in Australië in 2027.
Dat Nederland überhaupt kans maakt, is voor assistent-coach Jonkers al bijzonder. Zelf speelde hij ruim tien jaar geleden zijn laatste interland. ‘Als ik toen had geweten wat ik nu weet als coach, was ik een veel betere speler geweest’, vertelt hij. ‘Onze voorbereiding is zoveel beter dan toen ik international was. Data of video-analyse hadden we toen niet. Er was een hoofdcoach en misschien een assistent. Nu zijn er zeven coaches, een teammanager en van alles eromheen.’
Toch rekent hij zich niet rijk. ‘Het wordt een zware wedstrijd, uit in Madrid met 13 duizend mensen op de tribune. Ik heb het vertrouwen dat we het kunnen, maar alles moet kloppen.’ Allemaal hebben ze gedroomd van het WK, Gilbert misschien wel het meest. ‘Om eerlijk te zijn word ik emotioneel als ik eraan denk. Wat ik geweldig vind aan het Nederlandse rugby is dat we altijd meer willen bereiken dan mogelijk lijkt.’
